Gezicht op het Stadhuis 1751. Rijksstudio 'Universiteit en Wetenschap'
Er moet iets gebeuren”, klonk het in de Vroedschap.
Maar wat er moest gebeuren, daarover waren de meningen sterk verdeeld. Er ontstond een verhitte discussie tussen de Vroedschapsleden. Enkele radicalen
vonden dat de regenten de oorzaak van alle ellende waren en dat we hen moesten aanpakken, maar de gematigden, de meerderheid, waartoe ook ik behoorde, vond dat geen tijd moest worden verspild met ruzie maken, maar dat we alles op alles moesten zetten
om een ramp te voorkomen.
Gadso Coopmans heeft ons toen geholpen de juiste maatregelen te nemen.
Hij was hoogleraar in de medicijnen en een kundig huisarts die onvermogenden, werklozen, weduwen, wezen, dagloners en schippers zelden wat in rekening bracht. Toen Franeker enkele jaren geleden door een hevige pokkenepidemie werd getroffen verloor Coopmans
zijn dochtertje Johanna. Veel mensen wist hij ervan te overtuigen dat inenten niet tegen Gods wil was.
Daarna pleitte hij voor het inenten
tegen deze gevreesde ziekte.
Veel mensen wist hij ervan te overtuigen dat inenten niet tegen Gods wil was. Hij was verder
een man met een brede belangstelling die behalve medicijnen ook chemie en filosofie had gestudeerd.
Zijn grootste naamsbekendheid verwierf hij als Latijns dichter.
Wolfgang Goethe heeft zelfs werk van hem in het Duits vertaald.
Hij stelde voor in alle
woningen privaten te plaatsen, zodat er geen uitwerpselen meer in de grachten terecht kwamen. Verder moesten de Franekers geen plaatsen bezoeken waar de epidemie heerste en geen kleren, wollen stoffen, lompen, vodden en huiden uit besmette plaatsen invoeren.
Tenslotte vond hij dat de poortwachters opdracht moesten krijgen geen bedelaars en pak dragende Joden toe te laten.
Coopmans wist heel zeker waar de oorzaak van alle ellende moest worden
gezocht, niet bij God, zwervers en bedelaars, maar in de stadsgrachten die na een lange droge zomer waren veranderd in stinkende modderpoelen vol ongedierte en waaruit de armen hun drinkwater nog steeds putten.
“We hebben een gevaarlijke epidemie en
daarmee een ramp kunnen voorkomen”, zei Coopmans, “maar er is allerminst reden de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.We zullen er op moeten toezien dat de maatregelen die we genomen hebben ter verbetering van de hygiëne nu door alle
inwoners worden nageleefd. Gebeurt dat niet, dan voorzie ik dat er de komende zomer opnieuw een epidemie uitbreekt.
Maar er moet meer
gebeuren, want een deel van onze medeburgers leeft nog steeds in volstrekte armoede en onder erbarmelijke omstandigheden. Het is een schande dat deze winter opnieuw armen en vooral jonge kinderen door kou en ondervoeding om het leven zijn gekomen.
Ik
voelde mij door die opmerking erg aangesproken omdat ik als armvoogd immers verantwoordelijk was voor de uitdeling van voedsel, brandstof en kleding voor de aller armsten. Ik moest er voor zorgen dat ze niet van de honger omkwamen.
“Laat er geen misverstand over bestaan”, sprak hij met nadruk, terwijl hij mij aankeek, “de noodhulp die nu wordt verleend is
goed georganiseerd en daarmee moeten we zeker doorgaan, maar de liefdadigheid van stad en diaconie schiet te kort en is onmachtig om de als maar groeiende armoede te keren, het is dweilen met de kraan open”.
Vervolgens ontvouwde hij een plan om een stadsarmenhuis te bouwen, waar volwassenen konden werken en kinderen, zowel jongens als meisjes, werden onderwezen in lezen, schrijven en
rekenen.
We stemden in met het plan en tijdens de eerstvolgende vergadering van de vroedschap werd het door de gehele vroedschap
overgenomen.
Het moest een werkinrichting worden waar arme werkloze volwassenen en oudere kinderen door wolkammen, spinnen, weven,
breien en touw pluizen hun eigen inkomen konden verdienen.
Zij moeten leren zich spaarzaam, sober, geduldig, godvruchtig, ijverig
en met respect voor de hoger geplaatsten te gedragen”.
Verder bepaalde de Vroedschap dat er een bedelverbod moest worden afgekondigd
zodat niemand zich aan de plicht tot werken kon onttrekken.
Als armvoogd kreeg ik de opdracht de plannen nader uit te werken en werd ik
officieel aangesteld tot ‘bouwmeester van het stadsarmenhuis’.
“Door nuttigen arbeid, opvoeding en onderwijs
moet de
zedelijke graad der armen worden verhoogd”.
EISES DIGITALE SCHATKIST
LEES, KIJK, DOE EN ONTDEK
Hygiene en schoon drinkwater was TOEN in Eises tijd een ernstig probleem.
NU
in onze tijd is het in veel landen nog steeds een groot probleem.
Kijk en luister over drinkwater en hygiëne in Nepal
:
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20081218_kindersterfte.
Hoe wij ons rioolwater zuiveren tot drinkwater lees je
op: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030701_water05#